Nu de Amerikaanse verkiezingen voor de deur staan, horen we er opeens veel over: de ‘heroïne-epidemie’ in de Verenigde Staten. In 2014 stierven 29.000 Amerikanen aan een opiaat-overdosis, waarvan de helft aan heroïne. Het is de zoveelste eruptie van opiaatmisbruik in dit land; het probleem lijkt er endemisch. Het begon in de 19e eeuw met een golf van ‘morfinisme’ (verslaving aan morfine), toen keurige vrouwen uit de middenklasse dit middel (plus spuit) ruimhartig kregen voorgeschreven door hun artsen. Na de Tweede Wereldoorlog ontdekten kansarme Puerto Ricaanse en Afro-Amerikaanse mannen in de grote steden de heroïne. In hun kielzog volgden rond 1970 blanke jongeren op zoek naar een andere, meer spannende levensstijl dan die van hun ouders.
Nu lijkt het probleem zich over het hele land te hebben verspreid. Naast heroïne gebruikt men Oxycontin, een chemisch opiaatmedicijn dat in werking sterk lijkt op heroïne. Ook in plattelandsgebieden vallen talloze slachtoffers – variërend van studenten tot vrachtwagenchauffeurs en huisvrouwen met chronische rugklachten of reuma. Hoe kon het zover komen? Die vraag stelt onderzoeksjournalist Sam Quinones in zijn belangrijke boek Dreamland. The true tale of America’s opiate epidemic (2015). Hij toont aan hoe de opiaatepidemie ontstond door twee bewegingen.
Allereerst de ‘pijn-revolutie’ in de Amerikaanse geneeskunde. De angst van artsen voor het gebruik van verslavende opiaten verdween langzaam na 1990. Pijnbestrijding ging gelden als humaan, eerst bij stervenden, maar later ook bij lijders aan chronische kwalen. Pijn zou de euforische werking van de opiaten bovendien blokkeren, dus verslaving was nauwelijks een gevaar. Een boodschap die gretig werd overgenomen door het farmaceutische bedrijf Perdue dat Oxycontin na 1996 agressief in de markt zette. Diverse Amerikaanse staten sleepten Purdue sinds 2007 voor de rechter, maar het kwaad was al geschied.
Een tweede factor was het ondernemerschap van Mexicaanse dealers, die Amerika wisten te veroveren met ‘black tar heroin’. Dit krachtige goedje, afkomstig van opiumplanten in de Mexicaanse bergen, was veel puurder dan de versneden straatheroïne die tot dan toe te koop was. De service was ook goed. De drugs werden aan huis gebracht, net als pizza. En net als bij pizza was de prijs heel schappelijk. Steeds meer pil-verslaafden grepen naar heroïne.
Quinones heeft veel oog voor de goede bedoelingen van artsen, die hun patiënten wilden verlossen van pijnklachten, met onbedoeld nare gevolgen. Hij schrijft ook mooi over het schurkachtige gedragen van artsen die in de pijnbestrijding een lucratieve business zagen. Met empathie portretteert hij Mexicanen die drugs dealen om te ontsnappen aan een armoedig bestaan. Waar hij echter nauwelijks op ingaat, is de beleving van gebruikers. In zijn verhaal is de opiaat-epidemie vooral het gevolg van een toegenomen aanbod. Wat dat betreft is zijn boek typisch Amerikaans.
Want net zo endemisch als het opiaatprobleem in Amerika lijkt de Pavlov-reactie die veel mensen in dit land vertonen als ze ermee geconfronteerd worden. Het is de schuld van de dealers, roept men meteen. Politici voegen daar vervolgens aan toe: we moeten strenger gaan straffen. Een muur moet Mexicaanse dealers tegenhouden, betoogt Trump, want zij zijn de schuld van het heroïneprobleem. Met een beetje pech wint hij er de verkiezingen mee. Hilary Clinton wil investeren in verslavingszorg. Ook vindt ze dat dealende verslaafden minder streng moeten worden bestraft. Hiermee is ze niet alleen progressiever dan Trump, maar ook dan haar eigen man Bill. Die tekende als president in 1994 de Violent Crime Control and Law Enforcement Act, die onder meer voorzag in verplichte minimum straffen voor drugsvergrijpen. ‘I signed a bill that made the problem worse’, gaf hij recentelijk toe
Maar noch Donald Trump, noch Hilary Clinton, noch Sam Quinones heeft het over de vraag naar opiaten in het huidige Amerika. Natuurlijk, zonder aanbod geen vraag, maar dat geldt andersom ook. Welke functie vervult de roes in het bestaan van opiaatgebruikers? Wat maakte hen er vatbaar voor? En heeft de opiaatepidemie wellicht ook iets te maken met hoe mensen hun leven ervaren in Amerika? Dit lijken vragen waar men liever niet aan wil. Amerikanen zijn tuk op ‘biecht-verhalen’ van onschuldige gebruikers wiens leven ‘vernield’ werd door de drugs, maar die hun weg terug naar het licht hebben gevonden. Ook tragische verhalen van ouders die hun kinderen verloren aan de drugs doen het goed. Wat kinderen ertoe beweegt om in de medicijnkastjes van hun ouders op zoek te gaan naar pijnstillers, of waarom studenten hun artsen manipuleren met verhalen over migraines om aan ‘Oxy’s’ te komen – dat komt veel minder aan bod. Wat het drugsvraagstuk betreft leeft Amerika in een sprookjeswereld: drugsgebruikers zijn de willoze slachtoffers van de subtiele verleidingsmethoden van de dealers, net als de kinderen in het sprookje van Grimm slachtoffer waren van het hypnotiserende fluitspel van de Rattenvanger van Hamelen. Dat sprookje is Amerika’s ultieme opiaat.